Boete en Verzoening

Het Sacrament van Boete en Verzoening (de Biecht), vergeving van zonden.

" Weet dan broeders en zusters, dat aan u wordt verkondigd dat ge door Hem vergiffenis van zonden kunt verkrijgen; de volledige rechtvaardiging die ge in de wet van Mozes niet hebt kunnen vinden" (Hand.13,38).

Mensen vragen zich af: waarom biechten? Is biechten (nog) nodig? Zijn we verplicht om te biechten?  Dit soort vragen geven duidelijk een argeloosheid weer omtrent de ernst van de menselijke schuldigheid aan het kwaad van de zonde. Deze argeloosheid zelf is trouwens één van de merkwaardigste bijverschijnselen van de zonde. De mensen weten zich omringd door een springvloed van kwaad, maar zelf weten zij zich meestal van de prins geen kwaad. De alomtegenwoordigheid van het kwaad schijnt voor het gevoel van de meeste mensen te stoppen voor de drempel van hun eigen hart.

 

Men realiseert zich wellicht te weinig, dat mensen er ook ergens behoefte aan zouden kunnen hebben om zich te omringen met een wereld van onrechtvaardigen. De media bijvoorbeeld zouden met hun zwarte wereldbeeld wel eens kunnen inspelen  op een onbewust, verdrongen verlangen naar eigen rechtvaardiging. Zoals de farizeeër in de parabel van de farizeeër en de tollenaar (Lc.18,9-14). Wat gebeurde daar? Zijn gebed in de tempel bevolkte hij (de farizeeër) met onrechtvaardigen, rovers, echtbrekers maar ook,"met die tollenaar daar." Deze nagetiev elementen vormen zoiets als zijn schaduw die elke mens nu eenmaal bijzich lijkt te hebben. Wie zijn eigen schaduw niet onder ogen durft te zien, werpt deze dan op anderen. Dat bevestigt zo iemand dan in het beeld dat hij van zichzelf wenst te hebben: God, ik dank u, dat ik niet ben zoals de rest van de mensen" (Lc.18,11). Het goede dat hij in zichzelf prijst, zijn dingen waarin hij zich onderscheidt van de anderen: "tweemaal per week vasten"..."tienden geven van zijn inkomsten". Zo doet hij de naam van farizeeër eer aan. Farizeeër betekent 'afgezonderde'. Hij zondert zich van 'de rest van de mensen' af. Dezen worden door hem eenzijdig negatief voorgesteld zoals hij zichzelf eenzijdig positief voorstelt. Zo als de farizeeër zich in zijn gebed omringd ziet door een eenzijdige selectie van de wereld: terreuracties, geweldpleging, milieurampen, gijzelingen, hongersnoden enz. Hoe zwarter de wereld om zich heen, hoe beter zij zich lijken te voelen. Zo hoeven zij de schaduw in zichzelf niet te zien, namelijk dat zij zelf ook maar alles gekregen hebben, dat zij recht hebben op niets en dat zij dus niets te klagen of te mopperen hebben, wanneer zij er iets van zouden moeten inleveren.

Het zal duidelijk zijn, dat in zo'n wereld niet veel begrip verwacht mag worden voor het sacrament van de biecht. Want dat sacrament veronderstelt nu juist een persoonlijk zondenbewustzijn. Maar hoe zouden de mensen zich een persoonlijk zondenbesef kunnen veroorloven, wanneer zij geen weet hebben van een genadige God. Zonder vergeving kan een mens niet leven. Zondenschuld drukt op hen als een verpletterende last. En dus...weg ermee.

 

" Als wij onze zonden belijden, is Hij zo getrouw en genadig, dat Hij onze zonden vergeeft en ons reinigt van alle kwaad " (1Joh.1,9).

DEEL 2: Wat is zonde?

Wat is zonde precies? Je hoort regelmatig, als er bijvoorbeeld iets kapot valt: " Oh, dat is zonde..." Is dat de zonde die wij bedoelen? Nee, dat is meer een betekenis van jammer. De zonde die wij beschrijven is meer een overtreding van een goddelijke Wet of morele regel.                                                                                          

Kijken wij in de heilige Schrift dan zien we in het begin van het boek Genesis (derde hoofdstuk) de oorzaak van de zondeval en de duidelijke consequenties daarvan. De heilige Paulus komt daar in zijn brief aan de Romeinen ook duidelijk op terug: " Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en met de zonde de dood over alle mensen gekomen, aangezien we allen gezondigd hebben (Rom.5,12). Zonde is ook wat Jezus aan het Kruis heeft gebracht. We kunnen gerust stellen dat het Kruis de openbaring is van de zonde. Zonde is direct gericht tegen de Persoon van God. Het is een inbreuk op de liefde en wel op de liefde van God. Zonde is veeleer een persoonlijke beslissing van het schepsel tegen de Schepper en Verlosser. Mensen kunnen zich hun zonden dan ook pas goed bewust worden, wanneer zij een persoonlijke ontmoeting met God hebben gehad, wanneer God voor hen méér is geworden dan een idee of theoretische waarheid.

De wortel van de zonde is hoogmoed van de mens die "gelijk wil worden aan God": " De slang zei tot de vrouw: u zult helemaal niet sterven! God weet dat uw ogen open zullen gaan, als u eet van die boom, en dat u dan gelijk zult worden aan God, door de kennis van goed en kwaad " (Gen.3,4). In alle zonde zit iets van hoogmoed: niet aannemen dat goed en kwaad een verankering hebben in God, maar zelf willen uitmaken wat goed is en kwaad.

Zonde is altijd afval van God, zoiets als: " ik dien u niet " en dan pas in tweede instantie: misdaad tegen de mensheid en menselijkheid. Niet iedere zonde is een uiting van bewuste haat en opstand tegen God. De zondaar heeft namelijk uit zichzelf de neiging om de bewuste gedachte aan God te verdringen. Er bestaan ook zonde die uit lichtzinnigheid en oppervlakkigheid worden begaan, maar altijd speelt er iets mee van een verlangen om naar eigen goeddunken over zichzelf te beschikken. Een zondige handeling is ten diepste menselijke zelfverheerlijking en opstand tegen God.

 

          Het resultaat van (onze) zonde.

DEEL 3: De gevolgen van de zonde.

Nu wat wat duidelijk hebben gekeken naar wat zonde is, belichten we in dit deel de gevolgen van de zonde. Zonde kan natuurlijk niet zonder gevolgen of consequenties blijven.                                                                                                                                                                                                                                           

Er zijn drie directe gevolgen van zonde die we belichten, welke we ieder apart zullen toelichten.        

Eerste gevolg: zelfvervreemding.

Op de eerste plaats leidt de zonde tot een vervreemding van zichzelf. De mens, oorspronkelijk geschapen als evenbeeld van God (Gen.1,26) en geschapen tot een verhouding tot God en met Jezus: " toch is er voor ons maar één God, de Vader, uit wie het al voortkomt en voor wie wij bestemd zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie het al bestaat en wij in het bijzonder " (1Kor.8,6), raakt door de zonde zijn oriëntatie met het bovennatuurlijke kwijt. Het was de oorspronkelijke bedoeling dat de mens in Gods nabijheid leefde en een vertrouwelijke omgang had met zijn Schepper. Daardoor kon de mens zich voortdurend herbronnen aan de bron van alle leven. Door te zondigen sneed de mens zichzelf als het ware weg van deze bron van verlichting. De mens werd daardoor zichzelf tot duisternis. Dit los zijn van God veroorzaakt bij de mens niet alleen angst, maar ook een vage, objectloze, afgrondelijke leegte die er is ontstaan door de afwijzing van God, moet de mens zo nodig opvullen door zelfgeschapen afgoden, ofwel door bezit, macht, eer plezier en genot.

Tweede gevolg: vervreemding van naaste.

De zonde bewerkt ook een storing in de sociale verhoudingen. Angst heeft de neiging zich veilig te stellen, elke kwetsbare opstelling te vermijden. De mens verleert hierdoor om zich in schenkende liefde open en kwetsbaar op te stellen.

Derde gevolg: alles komt in opstand tegen de mens.

We hebben het al eerder gehad over het derde hoofdstuk van het Boek Genesis. De verwoestende gevolgen van de zondeval beschrijvend. Vanuit de ommekeer in de verhouding tot God worden alle verhoudingen scheefgetrokken.

- tot het andere geslacht: zij schaamden zich over hun naaktheid;

- de vrouw tegenover de man: hoewel gelijk wordt de vrouw overheerst door de man;

- de verhouding tot het kind: " met pijn zult gij kinderen baren " (Gen.3,16);

- de verhouding tot de aarde: " de grond zal vervloekt zijn omwille van u! Zwoegend zult gij van hem eten...Distels en doornen zal hij voortbrengen " (Gen.3,17-19).

- de verhouding tot het leven: " gij zijt stof en tot stof keert gij terug " (Gen.3,19). Blijkbaar was de mens als gunst onsterfelijkheid gegeven, nu echter keert hj terug naar de grond waaruit hij was genomen.

We kunnen dus stellen dat de mens door de zonde zelf is veranderd in de kern van zijn wezen. Hij leeft in opstand tegen God, al het andere komt in opstand tegen hem. Waar de mensen zich tegen God keren, keren zij zich ook tegen elkaar. Zij verstaan elkaar al gauw niet meer. Alle woorden krijgen een meerduidige betekenis. Het is uit met de eenvoud en als gevolg daarvan ook met de eenheid.

De zondeval is een verkondiging dat het kwaad van de zonde reikt tot de oorsprong van de geschiedenis van de mensheid. Ofwel, zonde zit in de wortel van het menselijke geslacht. Maar gelukkig hebben wij een genadevolle God die de zonde onschadelijk maakt door Zijn genade: " waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar de genade zal heersen door de gerechtigheid, en leiden tot eeuwig leven, dankzij Jezus Christus onze Heer " (Rom.5,20-21)

DEEL 4: VERGEVING VAN DE ZONDE.

Nu we hebben gezien wat zonde is en wat de gevolgen daarvan zijn gaan we nu eens kijken naar de oplossing: vergeving van de zonde.

Zoals we hebben gezien ontregelt de zonde het contact met God en als direct gevolg daarvan de ontplooiing van het leven van een enkeling en gemeenschap. Zijn we ons eenmaal bewust geworden van de ontstane nood, vragen wij naar het hoe van de heling. Een inwendige ommekeer van de zondaar en zijn toewending tot de naaste kunnen uit zichzelf de vergeving niet bewerken. Dat zou zelfverlossing zijn. Ook de vergeving van de naaste zou niet voldoende zijn want: " wie anders kan er zonden vergeven dan God alleen?" (Mc2,7). Met andere woorden, alleen door het sacrament van de biecht kan men vergeving van de zonden verkrijgen.

 

Wil men echter van een echt biecht spreken dan mogen de volgende punten niet gemist worden.

1: Gewetensonderzoek; het aftasten van de houding tegenover God en zijn heilige wil. Hier is eerst een 'bekering' voor nodig. Zonder zo'n bekering draait men rond in zichzelf en ziet men alleen wat men toch al zag. Normaliter hebben mensen er geen flauwe notie van hoezeer wat zij hun geweten noemen in feite het product is van eigen ongeordende neigingen en verlangen. " Waar de mensen naar opzien, is in Gods ogen een gruwel" (Lc.16,15). Dankbaarheid is heel belangrijk. Ik heb alles ontvangen, niets is van mij. Zijn eigen zonden te mogen zien is een genade van de heilige Geest. Zonde is immers een breuk van het verbond met Jezus, een ontrouw worden aan de Geest van Jezus. Dus, de heilige Geest aanroepen en vragen om zijn licht.

 

2: Berouw en voornemen:  Zonder berouw, geen vergeving. Het gaat om de innerlijke omkeer. Deze vindt plaats in het hart van de mens. In het diepste van zijn persoon, daar waar een mens raakt aan het geheim van God. Berouw, dat is genade-werk. God schenkt de mens een nieuw hart: " God, herschep mijn hart, maak het zuiver, geef mijn geest, diep in mij, nieuw bestand " (Ps.51,12). Berouw is een vrucht van de heilige Geest. God moet zich eerst in genadig medelijden toekeren, opdat deze zich richten tot Hem. Aan onze bekering tot God gaat altijd eerst Gods genadige toekeer tot ons vooraf. Niemand kan kennis maken met zijn zonde, zonder op het zelfde ogenblik kennis te maken met God. Berouw is iets anders dan wroeging of spijt, dat zijn meer zelf-betrokken gevoelens. Bij een goed berouw hoort ook, dat het een vervolg heeft na de vergeving in de boete en in het verlangen naar een boetevaardig leven. Berouw wordt volmaakt genoemd, als het voortkomt uit onzelfzuchtige liefde. Wie dit heeft, denkt meer aan God dan aan zichzelf. Een kenmerk van het echte berouw is ook het verlangen om de berokken schade weer goed te maken, voor zover dit althans mogelijk is. We maken ons het voornemen om ons hart en ons leven te beteren. Bij het maken van een voornemen, dient men voeling te houden met de eigen zwakheid. Men werkt niet met eigen kracht, maar met Gods kracht. Deze verkrijgt men eerst bij de erkenning en liefdevolle aanvaarding van de eigen onmacht.

3: Belijdenis; Het is niet voldoende om heel in het algemeen te belijden dat men gezondigd heeft. Men moet concrete zonden biechten. Met name de zware zonden of doodzonden moet men stuk voor stuk opnoemen met vernoeming van het aantal, het soort, de omstandigheden (deze kunnen de aard van de zonde veranderen). Waarom moeten we belijden aan een priester? Kan dit niet in een persoonlijk gebed? Het blijkt dat iets door een mens pas helemaal is toegegeven wanneer hij het uiterlijk aan een ander heeft gezegd. Bovendien de priester staat op de plaats van Jezus Christus. De penitent zegt in het boete-sacrament zijn zonden regelrecht aan Jezus Christus. Er is geen directere weg naar God dan via Jezus: " niemand kent de Vader tenzij de Zoon en hij aan wie de Zoon hem wil openbaren " (Mt.11,27). Er is geen andere weg naar de barmhartige Vader tenzij via Jezus en zijn Kerk met de door Hem ingestelde sacramenten.

4: Absolutie; Omdat God persoonlijk tegenwoordig is in het boetesacrament als de barmhartige en medelijdende God, blijft het in de biecht niet bij de bekenning van de schuldenlast, maar het nee van de mens tegen zichzelf wordt aan de andere kant beantwoord met het Ja. God neemt ons aan. God is  de goede herder die er zijn verloren schaap zoekt en vindt. Een priester treedt op als rechter, daarom moet hij gemachtigd zijn door zijn bisschop. De priester moet zich ervan vergewissen of de penitent echt van harte nee zegt tegen de zonde. Indien dit berouw er is, dan is de penitent ontvankelijk voor het genade-aanbod van Christus en worden zijn zonden vergeven. Als de priester oordeelt dat het berouw er niet, of in onvoldoende mate is, dan stelt hij de vergiffenis uit en doet hij middelen aan de hand die de penitent kunnen helpen om in zijn berouw te groeien. Als de zonden zijn vergeven, keert de vrede terug in het hart van de zondaar. Dat is het grootste geschenk van het boetesacrament; een vrede " niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u " (Joh.20,21). Het is een vrede van het hart, een vrede die niet afhankelijk is van uiterlijke, vredige omstandigheden. Het is vrede met God.

5: Penitentie; De boete of penitentie heeft als bedoeling om een penitent te helpen zijn berouw te voltooien in een heilige levenswandel die zoveel is als het lichaam van de genade. Overeenkomstig de aard en het getal van de zonden, maar rekeninghoudend met de situatie van de boeteling, dient de biechtvader een heilzame en passende penitentie op te leggen. Het gaat hier niet om straffen die van buitenaf opgelegd worden, maar om consequenties die voortkomen uit het eigen gedrag. Hoe het oordeel na de dood uit zal vallen, hangt helemaal af hoe iemand zich in zijn aardse leven heeft gedragen. Door de boete zijn wij in staat om nu al tijdens het aardse leven het oordeel naar ons toe te halen, het oordeel over onszelf te vellen. In het boek des levens zullen de boze daden waarvoor boete is gedaan, worden doorgestreept. Die zijn al beordeeld. Wanneer de dag des oordeels komt en het boek de levens opgeslagen wordt, dan zijn daar de zonden die werden vergeven én uitgeboet, niet meer te vinden. Een zeer goede reden daarom dus om regelmatig serieus te gaan biechten.